Samen voor het bos van morgen

De voorbije jaren is de waardering voor bomen, bos en natuur zienderogen toegenomen, en dat is bijzonder goed nieuws. Tegelijkertijd merken we een toenemende ongerustheid over wat er momenteel gaande is in de uitgestrekte bossen in onze streek. Vooral het beheer van Heverleebos oogst actueel kritiek. Ook elders in Vlaanderen maakt het kappen van bomen emoties los. Wat Heverleebos en Meerdaalwoud betreft, beide in beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos, zien we toch vooral positieve ontwikkelingen. Dat willen we met deze tekst toelichten.

De erfenis van een productieverleden

De voorbije eeuwen werden onze bossen beheerd met één doel voor ogen: een maximaal economisch rendement door exploitatie. Hoewel deze drijfveer er gelukkig toe geleid heeft dat grote bosoppervlakten behouden bleven, is de structuur en samenstelling van onze bossen hierdoor sterk veranderd. Op grote schaal werden monotone bestanden van (vaak uitheemse) snelgroeiende soorten als Amerikaanse eik aangeplant. Onze bossen, voorheen gedomineerd door natuurlijke dynamieken, veranderden in grootschalige boomplantages. De focus op maximale productie leidde tot het overheersen van schaduw in de onderste etages van het bos. Dat bleef niet zonder gevolgen voor tal van karakteristieke soorten, met een hele resem dagvlinders als bekend voorbeeld. Soorten als Aardbeivlinder († 1930), Grote parelmoervlinder († 1939), Heivlinder († 1939), Bosrandparelmoervlinder († 1939) en Grote ijsvogelvlinder († 1947) vormen samen slechts een klein onderdeel van de lange lijst van soorten die we doorheen de jaren kwijtspeelden. Zelfs typische bosvlinders hebben immers nood aan licht, snel opwarmende open plekken en voldoende nectarbronnen in het bos. Stuk voor stuk zaken waaraan het ontbreekt in een dicht bos, zeker als dat vol exoten staat waar onze inheemse insecten weinig tot niets mee aankunnen.

Opnieuw lichtpuntjes dankzij deskundig bosbeheer

Gelukkig is er de laatste jaren een kentering merkbaar, die grotendeels toegeschreven kan worden aan gewijzigd bosbeheer met meer aandacht voor structuur, variatie, open plekken evenals oude en aftakelende bomen in het bos. De gevolgen op het vlak van biodiversiteit zijn duidelijk zichtbaar. Dat blijkt niet alleen uit de inventarisaties en monitoring die we uitvoeren: ook de oplettende wandelaar kan er van genieten tijdens een bosbezoek. Zeldzame soorten als Middelste bonte specht, Keizersmantel, Kleine ijsvogelvlinder, Bronlibel en Rosse sprinkhaan zijn de voorbije twee decennia zeer sterk op vooruit gegaan in Meerdaalwoud en Heverleebos. Een iconische soort als de Raaf kwam voor het eerst in 150 jaar in Vlaanderen tot broeden in onze bossen.

De Bronlibel is een fraaie zwart-geel gekleurde libel die haar eitjes legt in propere bosbeekjes en foerageert in een mozaïek van open en gesloten plekken. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Desondanks ontbreken nog veel habitattypische soorten en is de toestand van veel soorten op lokale maar ook Vlaamse schaal kritiek. In het licht van de huidige biodiversiteitscrisis is niets doen geen optie. De erfenis van een monotoon bos gedomineerd door invasieve exoten maakt ook dat onze inheemse soorten het onderspit zouden delven als wij ze niet uitdrukkelijk een handje helpen. Daarom is het belangrijk om in te zetten op het herstellen van een structuurrijk, gevarieerd bos van streekeigen soorten, met ook meer aandacht voor open plekken, heideherstel en mantelzomen dan het geval was tijdens het bosbeheer van de voorbije decennia. Een mooi voorbeeld van hoe het kan is het Walenbos in Tielt-Winge, niet eens zo ver van hier. Dankzij een mozaïek van bos en bloemrijke open plekken is het intussen uitgegroeid tot een belangrijke bronpopulatie voor de Kleine ijsvogelvlinder en andere bijzondere soorten.

De Keizersmantel maakte een tiental jaar geleden zijn comeback in onze bossen. Wijfjes van deze grote parelmoervlinder leggen hun eitjes op boomschors. De pasgeboren rupsjes gaan in het voorjaar op zoek naar viooltjes die op open plekken in het bos groeien. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Ingrijpende werken, mooie vooruitzichten

Toegegeven, een pas gekapt bosperceel is voor weinigen een fraai zicht en al zeker niet voor trouwe bosbezoekers die al jarenlang grote bomen gewend zijn op die locatie. Op de meeste locaties zal opnieuw bos groeien – diverser en aantrekkelijker dan voordien. Al zal dat natuurlijk wel de nodige tijd vergen. Bosontwikkeling moet je immers steeds bekijken op de lange termijn. Een beperkt aantal andere locaties zal blijvend een open karakter behouden, bijvoorbeeld om heischraal grasland tot ontwikkeling te laten komen. Specifiek voor Heverleebos wordt 0,9% van de totale bosoppervlakte (650 ha) omgevormd naar heischraal grasland. Eenzelfde oppervlakte wordt omgevormd tot interne en externe bosranden, met een halfopen karakter. Je zult versteld staan hoe snel deze ogenschijnlijk steriele vlaktes ware schatkamers van biodiversiteit worden. De belevingswaarde voor de bosbezoeker zal alleen maar toenemen als het er gonst van het nieuwe leven en kleurrijke bloemen de kop opsteken. Op termijn zullen de open plekken jaarlijks geel kleuren door de bremstruwelen, blauw door wolken van grasklokjes en zandblauwtjes of rozepaars door de bloeiende heide. Het voormalig militair domein in Meerdaalwoud is een voorbeeld van de mogelijkheden die natuurherstel biedt. Tien jaar na ingrijpende herstelwerken – toen een kale rechthoekige vlakte – is het gebied een ware hotspot geworden voor tal van zeldzame plant- en diersoorten, zoals blijkt uit grondige inventarisaties die recent plaatsvonden.

Open plekken met bremstruwelen op het voormalig militair domein kleuren in mei knalgeel. In dit gebied vond tien jaar geleden grootschalig habitatherstel plaats. Met succes: het gebied huisvest nu grote populaties van tal van zeldzame plant- en diersoorten. © Natuurstudiegroep Dijleland.

De huidige biodiversiteitscrisis laat ook geen halve maatregelen toe. Willen we onze Brabantse Wouden terug herstellen tot grote en natuurlijke boscomplexen en willen we opnieuw levensvatbare populaties van parelmoervlinders, Veldkrekels, Nachtzwaluwen en Bronlibellen, dan volstaat half werk niet. Deze en zoveel andere soorten kunnen enkel overleven mits voldoende oppervlakte aan geschikt habitat aanwezig is. Dat betekent niet enkel een netwerk van open plekken in het bos, verbonden door brede, grazige dreven, maar ook zachte, geleidelijke bosranden en bosuitbreiding.

De Grote weerschijnvlinder staat ook bekend als de purperen keizer van onze bossen. De mannetjes van deze grote vlindersoort kleuren intens blauwpaars onder een bepaalde hoek (zie hoofdingsfoto van dit artikel). Het wijfje van de Grote weerschijnvlinder is kieskeurig en legt eitjes op half beschaduwde Boswilgen (hier afgebeeld), die vaak in goed ontwikkelde bosranden staan. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Dergelijke veranderingen zijn ook niet nieuw in de Dijlevallei en haar ruime omgeving: ook de Doode Bemde (soortenarme populierenbossen omgevormd tot een Europees waardevol complex van hooilanden, moeras en valleibos met een belangrijke waterbergingsfunctie), Rodebos in Huldenberg, en Averbode Bos en Heide (soortenarm dennenbos vervelde tot een wijd gewaardeerde schakering van vennen, heide en inheems bos) ondergingen in het verleden al ingrijpende metamorfoses met een prachtig resultaat. De initiële weerstand en bezorgdheid bij omwonenden en bezoekers van Averbode Bos en Heide ebde weg zodra de vegetatie zich spontaan ontwikkelde en de combinatie van bos en herstelde heide een aantrekkelijk landschap vormde.

Waar bos overgaat in heide ontstaat op het einde van de zomer een kleurrijk tafereel, zoals hier in het Rodebos (Huldenberg). © Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud.

Robuuste bossen tegen klimaatverandering

Bosecosystemen capteren enorm veel koolstof. In de strijd tegen klimaatverandering moeten we dus maximaal inzetten op het behoud van bestaande bossen. Grote boscomplexen zijn daarbij van primordiaal belang. Het bosbeheerplan streeft naar het behoud van Heverleebos en Meerdaalwoud op lange termijn. Bovendien zet het ook in op bosuitbreiding en verbinding met omliggende bos- en natuurgebieden. Er lijkt echter een contradictie te ontstaan tussen een goed biodiversiteitsbeheer en een klimaatvriendelijk beheer. Dat hoeft niet tegenstrijdig te zijn. Naast opslag van CO2 is het van belang te voorzien in een hoog kwalitatief en gevarieerd bosecosysteem dat bovendien in verbinding staat met omliggende bos- en natuurgebieden. Dat biedt de beste garantie dat soorten die het moeilijker krijgen toch nog hun plek vinden binnen het boscomplex of de mogelijkheid krijgen te verhuizen naar voor hen geschikter leefgebied in de omgeving. De omvorming van door Amerikaanse eik gedomineerde bestanden en het creëren van open plekken passen daar in.

Herstelde heischrale graslanden in Heverleebos kleuren hier en daar blauw dankzij fraaie soorten als Zandblauwtje (afgebeeld) en Grasklokje. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Een divers ecosysteem met veel variatie, ja, ook open plekken, werkt als een klimaatbuffer door een “palet” van keuzemogelijkheden aan te bieden voor meerdere soorten die samen dezelfde ecologische functie vervullen (vb. bestuiving). Als er dan een paar soorten wegvallen door klimaatopwarming of een “ramp” zoals een bosbrand of een droog jaar, kunnen de andere soorten nog steeds dezelfde functie vervullen en blijft het bos naar behoren functioneren. Dat geldt des te meer in ecosystemen zoals bossen die bestaan uit langlevende soorten. Dankzij een verhoogde diversiteit en de bijhorende robuustheid kan een bos ondanks veranderende omstandigheden zelfs productiever zijn dan het geval is bij monoculturen van snelgroeiende boomsoorten.
De veerkracht en de biodiversiteitswaarde kan er alleen maar wel bij varen als de vroeger geïntroduceerde exoten geleidelijk vervangen worden door gevarieerde inlandse bestanden, en als er lokaal plaatsen van licht komen. Er moet niet alleen beter bos komen, er moet ook méér bos komen. Ook op deze pijler wordt rond Heverleebos en Meerdaalwoud ingezet, getuige onder andere de 9 hectares die recent werden bebost langs de Herculesdreef, hopelijk gevolgd door nog vele bijkomende hectares.

De Levendbarende hagedis is samen met de Hazelworm de enige reptielensoort die in onze bossen nog voorkomt. Om op temperatuur te kunnen komen kiest deze soort open stukken bos uit om te zonnen. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Tophout uit een soortenrijk bos

Hout is en blijft een belangrijke grondstof in onze samenleving en daar is op zich niets mis mee. Tenminste zo lang het duurzaam geoogst is uit duurzaam beheerde bossen. Dat is lang niet altijd het geval: een groot deel van het gebruikte hout in ons land vindt zijn oorsprong in tropische regenwouden – indien ongecertificeerd een ware ravage voor de biodiversiteit én voor de koolstofbalans. De duurzame houtoogst in de FSC-gecertificeerde bossen in onze streek, en op die duurzaamheid moeten we blijven toezien, is op dat vlak een win-win-situatie: hout van bijzondere kwaliteit dat bovendien een positief effect heeft op de biodiversiteit. Het oogsten van bomen gaat overigens niet noodzakelijk gepaard met de vrijstelling van koolstof. Koolstofverbindingen blijven immers stabiel aanwezig in het hout, ook na de kap, en het gebruik van hout vermindert de nood aan meer vervuilende materialen als beton, staal en plastic. Als de bosbodem zoveel mogelijk gespaard wordt op de kapplaats en er ondertussen nieuwe bomen groeien die koolstof capteren, kan houtoogst zelfs een positief effect hebben op de koolstofbalans. Uiteraard geldt dit niet wanneer bomen moeten wijken voor beton, een situatie die wezenlijk verschilt van bosomvorming in het kader van goed bosbeheer, en wél bezorgdheid moet oproepen.

Als natuurliefhebbers en wetenschappers staan we achter het beheerplan van Heverleebos en Meerdaalwoud. We hopen dat u samen met ons uitkijkt naar de prachtige en biodiverse toekomst die onze bossen tegemoet gaan.

Deze visietekst werd opgesteld door de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud en de Natuurstudiegroep Dijleland.

Gevarieerde oude bossen met inheemse boomsoorten kennen een rijke voorjaarsflora. © Natuurstudiegroep Dijleland.

Meer lezen?

  • Baeté, H., De Bie, M., Hermy, M. & Van den Bremt, P. (2009) Miradal. Erfgoed in Heverleebos en Meerdaalwoud. Davidsfonds, Leuven. ISBN 978-90-5826-624-8.
  • Bergman, R., Puettmann, M., Taylor, A., & Skog, K. E. (2014). The carbon impacts of wood products. Forest Products Journal, 64(7), 220-231.
  • Bos+. Inhoudelijk dossier: bos, hout en klimaat. www.bosplus.be/l/library/download/urn:uuid:5a6b90c8-e3ae-4a44-bb44-03761bcbbfad/_inhoudelijk_dossier_bos_hout_en_klimaat.pdf.
  • Bubová, T., Vrabec, V., Kulma, M., & Nowicki, P. (2015). Land management impacts on European butterflies of conservation concern: a review. Journal of Insect Conservation, 19(5), 805-821.
  • Diaz, S. & Cabido, M. (2001). Vive la différence: plant functional diversity matters to ecosystem processes. Trends Ecol Evol. 16(11), p. 646-655.
  • Fajgenblat, M., Nuyts, P., Lommelen, E., Bergmans, B., Jocqué, R., Stoks, R., Grootaers, G., Veraghtert, W. & Lambrechts, J. (2018). Inventarisatie van het voormalig militair domein (ontoegankelijk) in Meerdaalwoud in 2018. Rapport van de Natuurstudiegroep Dijleland: 59 p. www.natuurstudiegroepdijleland.be/wp-content/uploads/InventarisatieVMDMDW2018.pdf.
  • Gorissen, D., Merckx, T., Vercoutere, B. & Maes, D. (2015). Veranderd bosgebruik en dagvlinders. Waarom verdwenen dagvlinders uit bossen in Vlaanderen? Landschap 21(2): 85-95. www.landschap.nl/wp-content/uploads/2004-2_85-95.pdf.
  • Hector, A. & Bagchi, R. (2007). Biodiversity and ecosystem multifunctionality. Nature. 448(7150), p. 188-191.
  • Mace, G. M., Norris, K. & Fitter, A. H. (2012). Biodiversity and ecosystem services: a multilayered relationship. Trends Ecol Evol. 27(1), p. 19-26.
  • Malmsheimer, R.W., Bowyer, J.L., Fried, J.S., Gee, E., Izlar, R., Miner, R.A., Munn, I.A., Oneil, E. and Stewart, W.C. (2011). Managing forests because carbon matters: integrating energy, products, and land management policy. Journal of Forestry. 109 (7S): S7-S50.
  • Merckx, T., Feber, R. E., Hoare, D. J., Parsons, M. S., Kelly, C. J., Bourn, N. A., & Macdonald, D. W. (2012). Conserving threatened Lepidoptera: towards an effective woodland management policy in landscapes under intense human land-use. Biological Conservation, 149(1), 32-39.
  • Muys, B., Achten, W., Verbist, B., Aers, R., Kint, V., Hermy, M., Poppe, J., Marx, A., Van Orshoven, J., Verheyen, K., De Tavernier, J., Fanta, J., Van Rompaey, A., Vranken, L., Dondeyne, S., Lenaerts, L. & Nabuurs, G.-J. (2011). Behoud en beheer van bossen voor duurzame ontwikkeling: waar wetenschap en beleid elkaar ontmoeten. Visietekst werkgroep Metaforum Leuven. https://ees.kuleuven.be/forests2011/VisietekstBossen.pdf.
  • Muys, B. (2008). De rol van bossen voor klimaatregeling. Silva Belgica, 115(3): 14-19.
  • Naeem, S. & Li, S. (1997). Biodiversity enhances ecosystem reliability. Nature. 390(6659), p. 507.
  • Smith, G. F., Iremonger, S., Kelly, D. L., O’Donoghue, S., & Mitchell, F. J. (2007). Enhancing vegetation diversity in glades, rides and roads in plantation forests. Biological Conservation, 136(2), 283-294.
  • Werner, F., Taverna, R., Hofer, P., & Richter, K. (2005). Carbon pool and substitution effects of an increased use of wood in buildings in Switzerland: first estimates. Annals of Forest Science, 62(8), 889-902.
  • Zhang, Y., Chen, H. Y. H. & Reich, P. B. (2012). Forest productivity increases with evenness, species richness and trait variation: a global meta-analysis. Journal of Ecology. 100(3), p. 742-749.